Doorgaan naar hoofdcontent

Het lijk in de zak (1882)

Drie vriendinnetjes speelden buiten, toen een man hen vroeg om wat met hem te gaan drinken. Eén van hen, de tienjarige Marie Walschaert, eindigde dood in een dichtgenaaide zak, op 26 december 1882 in de Brusselse wijk Sint-Jans-Molenbeek.

Donderdagavond 26 december 1882 om kwart over zes ’s avonds zag een jongetje in Sint-Jans-Molenbeek, op de hoek van de Hoveniers- en de Mommaertsstraat bij een boom een  dichtgenaaide zak liggen. Hij haalde zijn vader erbij.

In de zak zat het lijk van een meisje. Zij was gewurgd en haar schedel was ingeslagen. Zij was ook misbruikt. Het slachtoffer was Marie, de tienjarige dochter van blikslager Pierre Walschaert en zijn vrouw Jeanne Quets uit Sint-Jans-Molenbeek.

Biertje

Twee vriendinnetjes van Marie, Augustine Janquart en Florentine Peterken, vertelden dat zij die namiddag met Marie buiten speelden toen een man hen mee vroeg naar een herberg aan de Leopold II Boulevard voor een biertje. Hij liep daarna even weg om wat lekkers voor hen te kopen. Toen hij terugkeerde met een sjofel geklede man, zette de meisjes het op een lopen. Augustine en Florentine wisten te ontkomen, maar Marie werd gepakt.

Kerkknecht

Er werden de maand na de moord talloze mannen aangehouden. Onder hen de ‘suisse’ (= ‘kerkbaljuw’, een soort kerkknecht) van de Sint Janskerk in Sint-Jans-Molenbeek, de schoenmaker Philippe Lafonte. Hij vond op 10 januari 1883 de gebroken paraplu van Marie in een urinoir bij de kerk, en leverde die in bij de politie.

Om de getuigenissen van Augustine en Florentine niet te beïnvloeden, waren de meisjes tijdelijk naar een internaat gestuurd. Zij zouden er tot eind januari 1884 blijven. Blijkbaar mochten zij wel de mis bijwonen in de Sint-Janskerk. Zij herkenden Lafonte als de man die Marie had meegenomen. (Eerder beweerden zij dat overigens over een stalhoudersknecht, die uiterlijk gezien precies op Lafonte leek.)

Het huis van Philippe werd doorzocht en hij werd meerdere malen verhoord. Wat tegen hem pleitte was dat de zak waarin het lijkje gevonden werd, met pikdraad was dichtgenaaid. Dit met pek bestreken garen gebruikten schoenmakers.

Maar het bewijs tegen Lafonte was te mager, en de politie moest hem laten gaan.

Behangersknecht

Op 13 januari 1883 loofde de politie 25.000 franc beloning uit (te vergelijken met ongeveer 22.500 euro nu). Mogelijk leidde het vooruitzicht van die beloning tot tips over de 43-jarige Pierre Xavier. In juli 1883 werd hij aangehouden in Parijs, waar hij als behangersknecht werkte en al eerder 17 jaar had gewoond.  

Ten tijde van de moord woonde hij nog in Sint-Jans-Molenbeek. Hij had paar dagen na de moord lakens met bloedvlekken aan zijn hospita gegeven met het verzoek om deze te wassen. Voor de bloedvlekken had hij een logische verklaring (die in de kranten niet wordt vermeld).  

Blauwe halsdoek

In zijn kamer aan de Rue de Berceau (Prieelstraat), lagen een oude blauwe halsdoek en een oud lint die volgens Marie’s moeder aan haar dochter hadden toebehoord. Xavier verklaarde dat hij het lint van een schoonzus had gekregen, en het lang om zijn hals had gedragen. Wat betreft de halsdoek: hij werkte als behangersknecht, en bij een klus waarbij hij schilderijen van de muur moest halen, vroeg hij om een stofdoek. Hij kreeg van de bediende de oude blauwe halsdoek, die hij na de klus mocht houden. De bewoonster van het huis herkende deze halsdoek als de hare.

Alibi

In augustus 1883 werd Xavier uitgeleverd door Frankrijk. Hij bleef tijdens de verhoren ontkennen dat hij iets met de moord te maken had.

Dit was zijn verhaal. Toen hij in Sint-Jans-Molenbeek geen werk meer kon vinden als behangersknecht, ging hij aan de slag bij een werkhuis voor kleur- en steendruk als werkman en nachtwaker. Op 26 december, de dag van de moord, had hij buiten de deur geluncht en hij was hij op weg naar het werkhuis, toen hij eerst twee mannen was tegengekomen voor wie hij op hun verzoek een klusje had gedaan, en vervolgens een vriend met wie hij even wat was gaan drinken in een herberg. Daar was hij een leerjongen tegengekomen uit het werkhuis die bier kwam halen. Hij vertelde Xavier dat ze bij de steendrukkerij tot zeven uur zouden werken. Xavier vroeg hem om de collega’s niet te vertellen dat hij hem in de herberg had gezien. Hij arriveerde om vijf uur bij de steendrukkerij, ging rechtstreeks naar zijn kamer en bleef daar tot iedereen weg was. Daarna sloot hij af en at hij in een herberg in de Ribaucourtstraat. Om tien uur ’s avonds was hij weer thuis.

Assisenhof

Xavier werd geconfronteerd met de twee vriendinnetjes van Marie. Hoe dat verliep vermelden de kranten niet. Ik heb nergens een persoonsbeschrijving kunnen vinden van de man die Marie meenam. Van Xavier weten we dat hij lang en mager was, met heel blond haar en een baard.

Xavier’s zaak werd in september verwezen naar de eerstvolgende zitting van het assisenhof van de provincie Brabant. Tot een rechtszaak kwam het niet. In februari 1883 besloot het Brusselse Hof van Appèl om Xavier in vrijheid te stellen, het hof achtte hem niet schuldig aan de moord op Marie. Xavier kwam na zeven maanden berooid uit de gevangenis, zonder werk en bezittingen.

Net als een aantal andere moorden op kleine meisjes in België 25 jaar later, bleef de moord op Marie Walschaert onopgelost.

Zie ook de blogposts:

Bronnen:

Reacties

Populaire posts van deze blog