Doorgaan naar hoofdcontent

De meimoorden in Deerlijk (1910)

Twee brute moorden op meisjes, en een aanval op een jongetje. Alle drie vonden plaats in Deerlijk, in mei 1910. Een dader werd nooit gevonden.

Vrijdagmiddag 6 mei 1910 rond 13.00 vertrok de elfjarige Alice DeGezelle naar school. 
Ze kwam daar nooit aan. Toen zij niet naar huis terugkeerde, ging haar familie naar haar op zoek. 
Zij vonden haar zaterdagmorgen in een bosje vlakbij de hoeve waar het gezin woonde. Haar naakte lichaam was bedekt met een halsdoek. Zij was misbruikt en haar keel was doorgesneden.

Landlopers

Landbouwer Gustaaf Ostijn had vrijdag rond 12.00 twee onbekende mannen van 18 à 21 jaar gezien. De ene droeg een fluwelen broek, brede klak (pet) en een wollen lendenband (tailleband). Wat de andere man aan had, wist hij niet meer. De mannen liepen langs de hoeve van Ostijn, in de richting van het bosje bij de hoeve van DeGezelle.

Landbouwer Rommens had vrijdagmiddag rond 14.00 twee mannen van een jaar of zeventien à achttien voorbij zien lopen. Zij zagen eruit als landlopers.

Vrijdagavond was een landloper bij een logementshuis in Deerlijk komen vragen of hij daar kon overnachten. De man maakte een gejaagde indruk en vroeg aan de logementhouder om zijn naam niet in het logementsboek te zetten.

Bebloede hemdsmouwen

Er werden drie verdachten opgepakt. In hoeverre zij één van de bovengenoemde mannen waren, wordt niet duidelijk uit de krantenberichten. Mogelijk was Felix DeCraene, een 55-jarige landloper uit Kortrijk, de genoemde landloper die bij het logementshuis aanklopte. Hij werd twee dagen na de moord opgepakt. 
Een zekere Henri Weekhuysse in juni. Over hem weten we helemaal niets, behalve zijn naam en dat ze hem later hadden opgepakt omdat hij ‘in dienst was geweest in Coyghem’ (= Kooigem). Beide mannen hadden een alibi.

De derde verdachte, de 59-jarige Edmond Boudringhien, was een vroegere werknemer van de vader van Alice. Op zaterdag 7 mei, een dag na de moord, belde hij in IJzendijke aan bij smid en herbergier Gurson. Die had wel werk voor hem. Edmond vroeg de vrouw des huizes om een schoon hemd, het zijne was onder aan de mouwen besmeurd met bloed. Hij beweerde dat hij van 2 tot 6 mei bij een boer had gewerkt die hij geholpen had bij het kalven. Vreemd, vond Gurson: dan gebruikte je maar één arm, en stroopte je je mouw op.

Toen hij erachter kwam dat Edmond gezocht werd in verband met de moord op Alice, lichtte Gurson de politie in. Edmond werd verhoord. Hij had voor 6 mei een alibi.

Anna Vanderbeken

Op dinsdag 24 mei 1910 werd in Deerlijk de drieëneenhalf jaar oude Anna Vanderbeken vermist. Haar moeder Celina was om 13.00 gras gaan snijden langs de ‘grote baan’ van Deerlijk naar Harelbeke, en had Anna thuis gelaten. Het meisje mocht van haar vader naar de buren, de familie Engelbeen. Toen Celina thuiskwam, was het meisje daar niet. Zij zocht met anderen de omgeving af. Twee gendarmen vonden Anna dood in een korenveld. Haar keel was doorgesneden.

Getuigen hadden bij het korenveld een man met witte slaffers (muilen) gezien, een lichtbruine klak (pet) en een gestreepte baai (trui). De man rende weg toe zij hem naderden. De persoonsbeschrijving leek op die van de 24-jarige Achille Felix Vangheluwe uit Harelbeke, hij werd gezocht voor ‘diefstal met braak, beklimming en geweld’. De politie ging naar hem op zoek.

Die middag zat Achille in herberg “De stad Bordeaux”. Zodra er gendarmen binnenkwamen, vertrok hij. Rond 16.15 werd hij nog gezien in Harelbeke. Hij had zijn lichtbruine pet verruild voor een zwarte.

André Verschuere

De ochtend van 26 mei gingen André en Polydore Verschuere, 10 en 13 jaar oud, hout rapen bij de Oliebergstraat. Polydore liep alvast terug naar huis met een vracht hout. Zijn vader vroeg hem om zijn broertje op te halen. Polydore vond André bewusteloos in het korenveld. Er was een zakdoek in zijn mond gepropt en zijn kleren waren opengescheurd.

André kon een goede beschrijving geven van zijn aanvaller: hij was rond de 25, droeg een lichte panen (= fluwelen) broek en ondervest, een zwart vest, een zwarte klak (pet) en witte slaffers. De man had hem vastgegrepen, een nabij korenveld ingesleurd, en een zakdoek in zijn mond gepropt.
 

Toen was hij met beide knieën op André’s borst gaan zitten en had zijn kleren opengescheurd. Hij stak zijn hand in zijn zak alsof hij een mes zocht. Op dat moment kwamen er fabrieksarbeiders voorbij, het was twaalf uur. De aanvaller vluchtte. Zijn kleren werden later teruggevonden in een sparrenboom.

De persoonsbeschrijving van André kwam opnieuw overeen met die van Achille Vangheluwe. Donderdagmiddag 26 mei om 15.15 ging Achille solliciteren bij een steenbakkerij in Moeskroen, waar werklieden hem herkenden en overdroegen aan de politie.

Confrontatie 

Na een confrontatie met Vangheluwe op 6 juni, dertien dagen na de aanranding, zei André: “Nee, deze is het niet, want hij heeft zwarte knevels, en de persoon die mij aangerand heeft, had baard noch knevels”.

De krant schrijft: Vangheluwe zegt dat hij niets te maken heeft met de moorden in Deerlijk. Hij ziet er niet uit als een moordenaar; hij leest veel.
Tja. Een moordenaar was hij misschien niet, een dief was hij waarschijnlijk wel, ondanks het ontbreken van een zwart maskertje en een zwart-wit gestreept hemd!

André Verschuere werd ook met Petrus de Wilde geconfronteerd, een 32-jarige mandenmaker die op zondag 29 mei in Lokeren een zevenjarig meisje had aangerand dat na de processie door de korenvelden naar huis liep. Hij herkende hem niet als zijn aanrander. Petrus de Wilde werd in augustus 1910 ontoerekeningsvatbaar verklaard en naar een psychiatrische kliniek (‘zinneloozen gesticht’) overgebracht.

Nasleep

Er verschenen in juli 1911 twee summiere krantenberichtjes over ‘een aanslag’ op 2 juli op het vijfjarige dochtertje van Hector Blancke uit de Kleitstraat in Deerlijk. Zij werd een bosje bij haar huis ingesleurd. Hiervoor werd de 40-jarige ‘peerdenboever’ Jules van Coppernolle aangehouden. André Verschuere zou met de man geconfronteerd worden. Hoe dat afliep? Er is helaas niks over te vinden in de kranten.

In maart 1914, vier jaar na de moorden, deed de procureur van de koning in Kortrijk een oproep in de krant aan de schrijver van een naamloze brief over de moord op Alice, op 4 februari 1914 gepost in Geraardsbergen. “Er zal voor die getuigenis wettelijk loon toegestaan worden”. Het is niet bekend wat er in de brief stond en of de of de briefschrijver zich ooit gemeld heeft.

In oktober 1927 meldde ‘De Volksstem’ dat het onderzoek naar de moorden uit 1910 heropend was, en dat er een verdachte in beeld was ….

Daarna werd het stil.

Het was een landarbeider

Ik vraag mij af, waarom de moordenaar gestopt is. Zou het dan toch Petrus de Wilde geweest kunnen zijn? Hij zat sinds eind mei 1910 vast, en werd in augustus opgenomen in een kliniek. Lokeren is alleen wel een eind weg van Deerlijk, ruim zestig kilometer, te voet zou hem dat zo’n dertien uur hebben gekost. 

Of was het Achille, die na zijn aanhouding een snor had laten staan en daarom niet herkend werd door André? (Een erg grote snor kan het niet geweest zijn, na dertien dagen, maar toch.) 
Achille trouwde in 1911, dat kan de reden zijn geweest dat hij stopte met moorden.

Of was er heel iemand anders in het spel die uit Deerlijk vertrok om elders werk te zoeken? 
Waren het misschien verschillende daders? De eerste twee slachtoffers waren meisjes, de derde een jongen. Ik lees bij de meisjes niets over een prop in de mond.

De inwoners van Deerlijk waren er vrij zeker van dat het om een landarbeider ging, aangezien de misdrijven steeds plaatsvonden tussen 12.00 en 14.00, de tijd waarin landlieden pauzeerden.

Misschien zoemt er nog wel een naam rond in het dorp.

NB

Ik vind het opmerkelijk dat André Verschuere als een betrouwbare getuige werd gezien. De getuigenissen van een aantal kinderen na de moord op Cecilia De Bruycker in Wetteringen in 1910, namen de deskundigen niet serieus, en zij wisten dat wetenschappelijk te onderbouwen. De vermoedelijke dader werd vrijgesproken. (Zie blogpost ‘De Moord in het schuurtje’.)


Achtergrondinformatie

De ouders van de slachtoffers
  • Landbouwer Adolf DeGezelle was weduwnaar, zijn vrouw Louise Matthys was in 1909 overleden. Het echtpaar had zeven kinderen.
  • Jachtopziener Remi Frederic Vanderbeken en zijn vrouw Celina Sofreda Maria Vanbraekel hadden zes kinderen.
  • Petrus Franciscus Verschuere was winkelier en herbergier van ‘In Den Maandag’. Hij was weduwnaar. Zijn vrouw Marie Louise Dick overleed in 1901. Zij hadden vier kinderen.
De verdachten

Achille Felix Vangheluwe (29-9-1886-…?)
 
Achille trouwde in 1911 met Helena Zuzanna Goesaert (1890-…?). Hij was steenovengast en zij fabrieksarbeidster. (Bron: Geneanet
Helena kreeg voor haar huwelijk twee kinderen, de vader is onbekend. In november 1908 Leon, hij overleed in september 1909, en in november 1910 Louise, zij overleed in februari 1911.
Met Achille kreeg zij twee zoons, Albert Juliën, in maart 1913, hij overleed na 8 maanden, en in oktober 1918 Georges, hij werd 1 maand oud.

Petrus de Wilde

Op zondag 29 mei 1910 werd de zevenjarige Maria Symolijn uit Lokeren aangerand toen zij na de processie in het dorp via een landweg door de korenvelden naar huis liep. Een passerende boerenzoon ging op het hulpgeroep van Maria af, waarop de aanrander vluchtte. Een gendarm in opleiding zette met een groep andere mannen de achtervolging in. Zij hielden Petrus de Wilde aan, een 32-jarige mandenmaker uit Hamme. Hij voldeed aan de persoonsbeschrijving van Maria, en bekende. Bij zijn aanhouding had hij een groot mes op zak.

De Wilde had gediend als soldaat, en in de kolenmijnen van Charleroix gewerkt. Toen zijn geld op was, stapte hij op de trein naar Dendermode. Hij verbleef in de omgeving van Lokeren. Hij had voor vader Simolijn manden hersteld, en kende Marie.

Edmond Boudringhien

Zijn achternaam kan op wel vijftien verschillende manieren geschreven worden, met ‘ou’ en met ‘oe’. Ik heb geen persoon kunnen vinden die in aanmerking komt.

Henri Weekhuysse

Idem. Ook hier verschillende schrijfwijzen mogelijk. Het zou ook nog ‘Weckhuysen /- huyzen’ kunnen zijn.

Felix DeCraene 

Felix werd voortdurend opgepakt en zat vast voor allerlei kleine vergrijpen. Zo had hij een keer ‘kiekens en konijnen’ gestolen. In 1907 pleegde hij ‘banbreuk’: hij ontsnapte uit de bedelaarskolonie van Merxplas. Hij overleed in Kortrijk in 1911.

BRONNEN
  • AGATHA Online zoekomgeving van het Rijksarchief België 
  • Beeldbank van Kortrijk 
  • Delpher Historische kranten, tijdschriften en boeken
  • Heemkring Dorp en Toren: het verleden van Deerlijk in tekst en beeld. Zij geven de ‘Derlike’ uit. Twee afleveringen van de reeks ‘Moordeneirsprochie’ uit 1983/84 gaan over de moorden op resp. Alice en Anna. Helaas niet online in te zien.
  • Historische kranten België
  • Open archieven Genealogische gegevens van Nederlandse en Belgische archieven en verenigingen
  • Slaffer / sliffer: slof of een muil, ook een oude, van achter neergetrapte of neergehakte schoen. - Bron: De stad Brugge. IN: Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon: deel 2, van Johan Winkler, 1874. VIA: DBNL 
  • Stadsarchief Aalst - digitaal krantenarchief 

Reacties

Populaire posts van deze blog