De negenjarige Cecilia De Bruycker uit Wetteren werd voor de ogen van haar vriendinnetje een schuurtje in getrokken op het hof waar zij speelden. Die nacht werd zij dood gevonden in een droge sloot achter het hof. De dader leek algauw gevonden.
Het gezin De Bruycker woonde in de wijk Gransveld, tussen Wetteren en Laerne. Die zondagmiddag 12 juni 1910 ging Cecilia buiten spelen met een paar vriendinnetjes. ’s Avonds was zij nog steeds niet terug. Politiecommissaris Lambert ondervroeg de speelkameraadjes.
Pieperkenduik
De achtjarige Louisa VanderStuyft vertelde: we zijn gaan spelen op het hof van de herberg ‘De Hazewind’ van Jan Van Puyenbroeck. Cecilia, Elvira (het achtjarige dochtertje van Jan, CD) en ik waren ‘pieperkenduik’ (verstoppertje) aan het doen, toen Jan Cecilia rond vier uur bij zich riep. Cecila zei tegen mij: “Jan van Laerne roept mij. Ik ga er eens bij, want hij zou anders kwaad zijn op mij”. Jan en Cecilia verdwenen in het schuurtje. Ik hoorde een schreeuw uit het schuurtje komen. Alleen Jan kwam weer naar buiten. Hij waste zijn handen aan de pomp, en liep weg.
Uit angst voor Jan zou Louisa niet meteen diens naam genoemd hebben, maar sprak zij aanvankelijk over een grote, magere man met een snor.
Na de getuigenissen van de kinderen werd Jan Van Puyenbroeck aangehouden. Zijn alibi leek op het eerste gezicht waterdicht. Van twee tot vijf had hij bij zijn herberg gebold met een aantal andere mannen (bollen is een werpspel met ronde houten schijven, CD). Van vijf tot zeven had hij met een groepje in de herberg gekaart, en om zeven uur was hij met dit groepje nog even naar een herberg verderop gelopen. Cecilia had hij niet gezien, hij was om kwart over twee voor het laatst in zijn schuurtje geweest.
Op zijn alibi viel wel wat af te dingen. Zo zou Jan tijdens de kaartpauzes in de herberg een tijdje verdwenen zijn, en ook ’s avonds was hij op een gegeven moment via de achteruitgang van zijn herberg naar buiten gegaan en pas na een half uur teruggekeerd.
Het gezin De Bruycker woonde in de wijk Gransveld, tussen Wetteren en Laerne. Die zondagmiddag 12 juni 1910 ging Cecilia buiten spelen met een paar vriendinnetjes. ’s Avonds was zij nog steeds niet terug. Politiecommissaris Lambert ondervroeg de speelkameraadjes.
Pieperkenduik
De achtjarige Louisa VanderStuyft vertelde: we zijn gaan spelen op het hof van de herberg ‘De Hazewind’ van Jan Van Puyenbroeck. Cecilia, Elvira (het achtjarige dochtertje van Jan, CD) en ik waren ‘pieperkenduik’ (verstoppertje) aan het doen, toen Jan Cecilia rond vier uur bij zich riep. Cecila zei tegen mij: “Jan van Laerne roept mij. Ik ga er eens bij, want hij zou anders kwaad zijn op mij”. Jan en Cecilia verdwenen in het schuurtje. Ik hoorde een schreeuw uit het schuurtje komen. Alleen Jan kwam weer naar buiten. Hij waste zijn handen aan de pomp, en liep weg.
Uit angst voor Jan zou Louisa niet meteen diens naam genoemd hebben, maar sprak zij aanvankelijk over een grote, magere man met een snor.
Suikerwinkeltje
Rachel Ponnet en Rachel Verstraeten, allebei tien jaar oud, waren voordat dit allemaal gebeurde ook op het hof, maar zij waren verder gaan spelen op straat. Rond vier uur haalden zij bij het suikerwinkeltje van Drieghe, naast het huis van Van Puyenbroeck, een bekertje om te vullen aan de pomp op het hof. Zij hoorden in de schuur een geluid, ‘gedomsel’, alsof iemand met een kuip schudde. Plotseling kwam Van Puyenbroeck het schuurtje uit, keek om zich heen en vluchtte zijn achterhuis in. (Sommige kranten schrijven dat hij volgens de beide meisjes zijn ‘bebloede handen’ aan de pomp waste.)
Toen Cecilia niet thuiskwam, werd er een grote zoekactie op touw gezet. ’s Nachts vond men haar in een droge sloot achter het hof van Jan van Puyenbroeck. Het meisje was gewurgd, en de dader had, (zoals later uit de lijkschouwing zou blijken), een poging gedaan om haar te verkrachten.
Rachel Ponnet en Rachel Verstraeten, allebei tien jaar oud, waren voordat dit allemaal gebeurde ook op het hof, maar zij waren verder gaan spelen op straat. Rond vier uur haalden zij bij het suikerwinkeltje van Drieghe, naast het huis van Van Puyenbroeck, een bekertje om te vullen aan de pomp op het hof. Zij hoorden in de schuur een geluid, ‘gedomsel’, alsof iemand met een kuip schudde. Plotseling kwam Van Puyenbroeck het schuurtje uit, keek om zich heen en vluchtte zijn achterhuis in. (Sommige kranten schrijven dat hij volgens de beide meisjes zijn ‘bebloede handen’ aan de pomp waste.)
Toen Cecilia niet thuiskwam, werd er een grote zoekactie op touw gezet. ’s Nachts vond men haar in een droge sloot achter het hof van Jan van Puyenbroeck. Het meisje was gewurgd, en de dader had, (zoals later uit de lijkschouwing zou blijken), een poging gedaan om haar te verkrachten.
Bollen
Na de getuigenissen van de kinderen werd Jan Van Puyenbroeck aangehouden. Zijn alibi leek op het eerste gezicht waterdicht. Van twee tot vijf had hij bij zijn herberg gebold met een aantal andere mannen (bollen is een werpspel met ronde houten schijven, CD). Van vijf tot zeven had hij met een groepje in de herberg gekaart, en om zeven uur was hij met dit groepje nog even naar een herberg verderop gelopen. Cecilia had hij niet gezien, hij was om kwart over twee voor het laatst in zijn schuurtje geweest.
Op zijn alibi viel wel wat af te dingen. Zo zou Jan tijdens de kaartpauzes in de herberg een tijdje verdwenen zijn, en ook ’s avonds was hij op een gegeven moment via de achteruitgang van zijn herberg naar buiten gegaan en pas na een half uur teruggekeerd.
Zwaar pak
Alhoewel Jan beweerde dat ‘Jan Van Laer’ zijn bijnaam niet was, noemde de familie De Bruycker hem wel zo. Cecilia kende Jan goed omdat zij altijd eten bracht naar de ‘poerfabriek’, de buskruitfabriek waar Jan ook werkte.
En dan was er rond de plek waar het lichaam van Cecilia later gevonden werd, nog iets opmerkelijks voorgevallen. Rond tien uur ‘s avonds zagen twee jongens dat Van Puyenbroeck een zwaar pak in de droge sloot achter zijn hof gooide. Tijdens de zoektocht naar Cecilia, leidde Jan een groepje jongens weg bij die plek door te zeggen dat zij in het bos moesten zoeken.
In de schuur van Jan vond de politie in een kuip een roze lintje en een flesje koffie; beiden zouden aan Cecilia hebben toebehoord, maar Jan beweerde dat hij zelf soortgelijke flesjes had. Misschien heeft hij van het lintje gezegd dat het van zijn dochter was, dat vermelden de kranten niet.
Alhoewel Jan beweerde dat ‘Jan Van Laer’ zijn bijnaam niet was, noemde de familie De Bruycker hem wel zo. Cecilia kende Jan goed omdat zij altijd eten bracht naar de ‘poerfabriek’, de buskruitfabriek waar Jan ook werkte.
En dan was er rond de plek waar het lichaam van Cecilia later gevonden werd, nog iets opmerkelijks voorgevallen. Rond tien uur ‘s avonds zagen twee jongens dat Van Puyenbroeck een zwaar pak in de droge sloot achter zijn hof gooide. Tijdens de zoektocht naar Cecilia, leidde Jan een groepje jongens weg bij die plek door te zeggen dat zij in het bos moesten zoeken.
In de schuur van Jan vond de politie in een kuip een roze lintje en een flesje koffie; beiden zouden aan Cecilia hebben toebehoord, maar Jan beweerde dat hij zelf soortgelijke flesjes had. Misschien heeft hij van het lintje gezegd dat het van zijn dochter was, dat vermelden de kranten niet.
Kindergetuigenissen
Jan bleef zijn onschuld volhouden. Zijn advocaten vonden dat je geen geloof kon hechten aan “enkele vermoedens gesproten uit vertelsels van kinderen”. Dit werd onderbouwd met onderzoek van professor Varendonck naar de waarde van kindergetuigenissen. Hij stelde dat kinderen niet kunnen waarnemen en dat hun ‘suggestibiliteit onmeetbaar is’, met andere woorden dat je met suggestieve vragen kinderen makkelijk dingen in de mond kan leggen.
Volgens het Openbaar Ministerie kon de dader van de (poging tot) verkrachting en de moord op Cecilia niemand anders geweest zijn dan Van Puyenbroeck. Het is zeker dat de kinderen Jan uit het schuurtje zagen komen, zei het OM.
Toch sprak het Assisenhof Jan vrij. De jury achtte de beschuldigingen van (poging tot) verkrachting en moord niet bewezen.
Toen Jan de zaal van het Assisenhof met een paar gendarmen verliet, wachtte een woedende menigte hem op, “ter dood, ter dood!” scanderend. Hij vluchtte met de gendarmen een koffiehuis in. De politie stuurde de menigte weg.
Zij waren er van overtuigd dat Jan de dader was. Eerlijk gezegd denk ik dat ook.
Hoe het leven van Jan verder verlopen is, heb ik niet kunnen achterhalen.
Jan bleef zijn onschuld volhouden. Zijn advocaten vonden dat je geen geloof kon hechten aan “enkele vermoedens gesproten uit vertelsels van kinderen”. Dit werd onderbouwd met onderzoek van professor Varendonck naar de waarde van kindergetuigenissen. Hij stelde dat kinderen niet kunnen waarnemen en dat hun ‘suggestibiliteit onmeetbaar is’, met andere woorden dat je met suggestieve vragen kinderen makkelijk dingen in de mond kan leggen.
Volgens het Openbaar Ministerie kon de dader van de (poging tot) verkrachting en de moord op Cecilia niemand anders geweest zijn dan Van Puyenbroeck. Het is zeker dat de kinderen Jan uit het schuurtje zagen komen, zei het OM.
Toch sprak het Assisenhof Jan vrij. De jury achtte de beschuldigingen van (poging tot) verkrachting en moord niet bewezen.
Toen Jan de zaal van het Assisenhof met een paar gendarmen verliet, wachtte een woedende menigte hem op, “ter dood, ter dood!” scanderend. Hij vluchtte met de gendarmen een koffiehuis in. De politie stuurde de menigte weg.
Zij waren er van overtuigd dat Jan de dader was. Eerlijk gezegd denk ik dat ook.
Hoe het leven van Jan verder verlopen is, heb ik niet kunnen achterhalen.
Achtergrondinformatie
Jan Amand Van Puyenbroeck
Jan (geboortejaar?) was getrouwd met Octavia Anna Colman. Zij hadden drie kinderen: Elvira (1902), Leon (1904) en Celina (1909).
Jan was niet geliefd. Vrienden had hij niet. Hij stond bekend als een opvliegende man en een ruziemaker. Ooit had hij een collega met een mes in zijn knie gestoken.
Vier à vijf jaar voor de moord werd hij verdacht van een aanranding. Zulma Bracke, zijn toenmalige buurvrouw, liep op een winterochtend om 4.15 naar de kerk voor de eerste mis, toen een man haar aanrandde. Zij schreeuwde om hulp, en haar belager sloeg haar hard op het hoofd met een ‘holleblok’ (klomp). Andere misgangers snelden toe om Zulma te helpen. De dader was ‘m al gesmeerd. Zulma moest langdurig herstellen van haar verwondingen. Jan werd verdacht, maar er was geen bewijs tegen hem.
NB
Wat Jans dochter Elvira, (die de middag van de moord met Cecilia en Louisa op het hof was), precies heeft getuigd, is niet terug te vinden in de kranten.
Familie De Bruycker
Gustaaf De Bruycker was getrouwd met Maria Susanna van Brussel. Zij hadden zes kinderen: Cecilia (1901), Bertha (1903), Magdalena (1904), Réné (1906), Theofiel (1907) en Elza (1909).
Bronnen
Jan Amand Van Puyenbroeck
Jan (geboortejaar?) was getrouwd met Octavia Anna Colman. Zij hadden drie kinderen: Elvira (1902), Leon (1904) en Celina (1909).
Jan was niet geliefd. Vrienden had hij niet. Hij stond bekend als een opvliegende man en een ruziemaker. Ooit had hij een collega met een mes in zijn knie gestoken.
Vier à vijf jaar voor de moord werd hij verdacht van een aanranding. Zulma Bracke, zijn toenmalige buurvrouw, liep op een winterochtend om 4.15 naar de kerk voor de eerste mis, toen een man haar aanrandde. Zij schreeuwde om hulp, en haar belager sloeg haar hard op het hoofd met een ‘holleblok’ (klomp). Andere misgangers snelden toe om Zulma te helpen. De dader was ‘m al gesmeerd. Zulma moest langdurig herstellen van haar verwondingen. Jan werd verdacht, maar er was geen bewijs tegen hem.
NB
Wat Jans dochter Elvira, (die de middag van de moord met Cecilia en Louisa op het hof was), precies heeft getuigd, is niet terug te vinden in de kranten.
Familie De Bruycker
Gustaaf De Bruycker was getrouwd met Maria Susanna van Brussel. Zij hadden zes kinderen: Cecilia (1901), Bertha (1903), Magdalena (1904), Réné (1906), Theofiel (1907) en Elza (1909).
Bronnen
- Delpher Historische kranten, tijdschriften en boeken
- Open archieven
- Over de kindergetuigenissen in een geruchtmakend proces / J. Varendock. IN: School en Leven: weekblad voor opvoeding en onderwijs in school en huisgezin, Vol. 13 (1913), 24 juli, p. 755-766 (VIA DELPHER)
- Stadsarchief Aalst - digitaal krantenarchief
Reacties