In 1911 reisde mijn overgrootmoeder met haar dochters van 9 en 11 per trein van Den Haag naar Amsterdam, en naar Duitsland. Zij deden alledrie verslag van deze reizen, en van hun bezoek aan een oude tante. Wie was zij eigenlijk?
Mijn oudtante Matsie (9 jaar):
“Toen wij gisteren zaterdag in de trein stapten was er nog een coupe over. Maar er waren maar drie plaatsen. Met moeite gingen wij er zitten. Gelukkig was het niet zoo heel lang en verveelden wij ons niet. Wij zijn toen wij aan kwamen eerst naar het hotel gegaan en toen met een auto naar tante Christien. Daarna zijn we nog eens het Vondelpark gaan bekijken.
[…] De volgende dag ging het in de trein ook heel goed.
Alleen dat ik de soep daar haast niet kon eten. Ten eerste was zij erg heet en
ten tweede schudde de trein zoo dat ik de soep haast niet in de lepel kon
houden.”
Mijn oma Sophie (11 jaar):
“Toen we in Amsterdam kwamen, gingen we eerst naar die oude
tante toen in een auto en toen gingen wij wat in het Vondelpark wandelen. […]
De volgende dag in de trein was ook heel leuk. Vooral in het
restaurant. We kregen bouillon, wat we haast niet eten konden. Toen we aan ons
vleesch bezig waren, viel mama op een gegeven ogenblik met stoel en al om en
als mama zich niet aan een tafeltje vast gehouden had, was ma op den grond
gevallen. Ook een andere dame viel haast om door die schok, maar kwam tegen
haar man aan die naast haar zat.”
Mijn overgrootmoeder Sophie (49 jaar):
“Wij zijn zaterdag middag goed en wel uit den Haag
vertrokken […]. We hebben per auto een bezoek gebracht bij tante Christine, met
moeite getracht een gesprek te voeren wat echter niet ging, ik vond haar erg
achteruit gegaan sedert de laatste keer dat ik haar zag en denk niet dat ze ’t
heel lang meer zal maken. [ …]
De spoorreis den volgenden dag liep goed van stapel, ’t was niet
warm, 2 maal in de restauratiewagen gegeten, ‘s middags warm en ’s avonds koud,
en dat gaf weer eenige afleiding. […] Aan ’t station erg lang moeten wachten op
de koffers; ’t was tien uur toen we eindelijk in Eggeling’s hotel aankwamen.”
(NB Hotel Eggeling stond in Harzburg (nu: Bad Harzburg) in
Duitsland.)
Zo grappig, dat alleen mijn oma beschrijft hoe haar moeder door
het schudden van de trein bijna op de grond viel. Haar moeder zelf wijdt er
geen woord aan, en haar jongere zusje vermeldt
wel het geschud, maar dan in relatie tot de soep die zij daardoor met moeite
kon eten.
Tante Christine
De tante bracht mij even in verwarring, er zijn namelijk twee Christine’s in de familie. De ene, de zus van mijn overgrootvader, (zie foto's) was in 1911 pas 51 jaar.
De Christine in de brieven moet dus wel de oudere tante zijn. Zij woonde aan de
Valeriusstraat 11 in Amsterdam, en was in juli 1911 bijna 91 jaar. Op 4
december overleed zij. (Dat schatte mijn overgrootmoeder goed in, met de zin “ik
denk niet dat ze ’t heel lang meer zal maken”.)
Vooruitlopend op haar eigen dood, maakte de jongere Christine alvast een lijst voor haar dienstmeisje
“mejuffrouw vd Kaaden”, met wat er naar haar broer en schoonzus in Den
Haag moest (mijn overgrootouders), als zij zou komen te overlijden. Christine
had net als haar tante geen levenspartner en geen kinderen.
“Wat in de groote kist moet naar den Haag. Onder op den bodem eerst de twee door Mama zelf gebreide spreien.”
Ach, wat aandoenlijk. Haar moeder Janna Hermina Lucretia Meyer (1829-1898) zal heel wat brei-uurtjes in die spreien gestoken hebben. Jammer dat ze er niet meer zijn.
Net als het kerkboek met gouden slot, het gouden
dames-lorgnet en het gouden dameshorloge (“1ste engagements-geschenk
van Papa en Mama, voor Henk”. (= Haar neefje, de broer van mijn oma.)
Manuscripten
“Verder moeten in die kist de doos met photo’s en photo’s in
lijst van familieportretten, boeken uit boekenkast, manuscripten, enz. enz.”
Die manuscripten zijn er ook niet meer. Dat waren vast haar eigen manuscripten, want volgens de kwartierstaat was Christine ‘auteur van Christelijke romans’. Hebben we iets aan die boeken gemist? Ik zou het niet durven zeggen, ik heb er geen een kunnen vinden op internet.
Christine stierf in 1939, 78 jaar oud, aan de Kleine Houtstraat 67 in Haarlem. Haar grafsteen vond ik begin 2021 (nog net op tijd) op begraafplaats Crooswijk in Rotterdam.
Het graf is inmiddels geruimd. Nu is er echt niets meer van haar over, behalve enkele foto’s, en ‘de aanwijzing voor Mej. V.d. Kaaden’.
Geschreven op de achterkant van een brief van Zendingsbureau
Oegstgeest, waarin ‘zendingsdirector’ K.J. Brouwer Christine bedankt voor haar
bijdrage voor het Zendingswerk der Samenwerkende Zendingscorporaties.
Reacties