De twaalfjarige Joske Danys uit Merksem hielp haar oom en tante in Antwerpen verhuizen. De volgende dag werd zij dood gevonden onder een houtstapel in de Antwerpse haven.
De twaalfjarige Josepha Maria Danys (‘Joske’) uit Merksem liep zaterdagochtend 27 februari 1886 van de Bredabaan 295 in Merksem naar de Nassaustraat in Antwerpen om bij de slagerij van haar oom en tante vlees te halen. Een ‘kloek meisje’, zwart gekleed, ‘netjes opgesmukt’.
Haar oom en tante, het echtpaar Anthonissen, zaten midden in een verhuizing, en Joske bood aan om te helpen. Zij liep een paar keer op en neer naar de nieuwe woning aan het Falconplein met glazen, lampen en potten. Om elf uur vroeg haar tante of Joske even tegen de knecht op het Falconplein wilde gaan zeggen dat hij voor deze keer voor de lunch maar een boterham met vlees moest maken.
Haar oom en tante, het echtpaar Anthonissen, zaten midden in een verhuizing, en Joske bood aan om te helpen. Zij liep een paar keer op en neer naar de nieuwe woning aan het Falconplein met glazen, lampen en potten. Om elf uur vroeg haar tante of Joske even tegen de knecht op het Falconplein wilde gaan zeggen dat hij voor deze keer voor de lunch maar een boterham met vlees moest maken.
Houtstapel
Joske vertrok naar het Falconplein. Haar tante had het druk met de verhuizing, en een van haar kinderen was ziek, waardoor zij niet meer aan haar nichtje had gedacht. Om drie uur vroeg zij aan de knecht waar het meisje gebleven was. Volgens hem was Joske om half twaalf van het Falconplein vertrokken. Haar tante nam aan dat het meisje terug was gelopen naar haar ouders in Merksem. Totdat zondagochtend plotseling Joske’s vader op de stoep stond, met de vraag of zijn dochter nog steeds bij het echtpaar Anthonissen was. Er brak grote paniek uit, en de familie schakelde de politie in.
Een kindermeisje had Joske zaterdagochtend om twaalf uur nog gezien bij de ‘Tramway Maritime’ aan de Oudeleeuwenrui, vlakbij het Falconplein. Zij was alleen.
Zondagmiddag om 16.30 waren een paar schipperskinderen aan de Houtdok-Zuidkaai op een stapel planken aan het spelen. Onder de planken vonden zij het lichaam van een meisje. Het was Joske. Zij was gewurgd. Naast haar lag een touw. Zij was ook misbruikt, zou later uit de autopsie blijken.
Vals beschuldigd
In maart werd de oom van het meisje beschuldigd van de moord in een anonieme brief. Slager Anthonissen schreef daarop een brief aan de onderzoeksrechter, die op 11 maart 1886 in de krant stond. ‘Een naamloze brief is altijd het werk van een lafaard’, schreef Anthonissen. Hij vertelde dat het gezin een zware tijd achter de rug had. Acht dagen na de dood van hun nichtje overleed hun eigen kind. Zowel zijn vrouw als hijzelf kregen typhus, en bezweken daar bijna aan. ‘Onze handel ging ten onder aan deze besmettelijke ziekte’.
Het zat het gezin sowieso niet mee. In april werd via het waaierraam boven de deur ingebroken aan het Falconplein. Er werden juwelen, pandbriefjes en geld gestolen, en zelfs een koeientong.
Niet alleen de oom van Joske werd vals beschuldigd. Een achtjarig meisje vertelde in maart 1886 aan een vriendinnetje dat haar oom de dader was, zij had hem met Joske gezien en hij had bloed aan zijn handen en kleren. De oom kon bewijzen dat hij op de dag van de moord nog in Amerika was. Hij was net met een boot van de Red Star Line in Antwerpen aangekomen.
De huisknecht van slager Anthonissen (een jongen van een jaar of 17 à 18), viel algauw af als verdachte. Zijn kleding en kamer werden onderzocht en ‘alles werd volkomen in regel bevonden’
De Duitser
Dan was er de Duitser. De 31-jarige J.B., een hofmeester uit Bremershaven, ‘een grote, sterke, knappe man, met een baard, netjes gekleed, met gouden ringen aan de vingers’, getrouwd maar zonder kinderen, had drie maanden als loper gewerkt voor slager Anthonissen, en daarna na een jaar (tot begin mei 1886) voor diens broer aan het Van Schoonbekeplein.
In mei 1886 lokte B. de zesjarige Jane Tom uit Cardiff, die woonde op een stoomboot aan het Kempische Dok-Oostkaai in Antwerpen, mee naar zijn kamer aan de Nassaustraat, (dezelfde straat als waar slager Anthonissen woonde). Hij misbruikte het meisje en bracht haar terug. Het arme kind durfde er thuis niks over te zeggen, maar haar ouders merkte dat er iets mis was en vroegen door, en toen kwam het hoge woord eruit.
Zou het kunnen dat J.B. ook Joske had meegelokt? Volgens de politie was Joske een schuchter, wat bangig kind. Zij zou niet snel met een vreemde mee zijn gegaan, maar misschien wel met J.B., die zij kende.
Toch werd ‘de Duitser’ (ook wel ‘de Pruis’) niet vervolgd voor de moord op Joske. De geruchten over hem waren ‘overdreven en ongegrond’ volgens de krant. Waarom dat zo was, staat er helaas niet. Ook over de rechtszaak tegen J.B. naar aanleiding van de verkrachting van Jane Tom vind ik niks terug in de kranten.
De emigrant
Bijna tien jaar later kwam er een nieuwe moordverdachte in beeld. In december 1895 stapte de moeder van Herbert Thierens naar de politie met het volgende verhaal. Haar 38-jarige zoon vertrok in 1888 naar Buenos Aires waar hij aan de slag ging als schrijnwerker en muzikant. Hij maakte kennis met ene ‘M. d. B.’, die zich ‘Van der Walle’ noemde, en ook wel ‘Stas’, ‘Van de Wee’ of ‘Van Dam’. Deze man, mager, met lichtbruin haar, 30 à 32 jaar oud, was in Antwerpen schippersknecht geweest. Hij begon tegen Thierens over "het kind dat achter de houtstapel dood gevonden was, zo’n lief, fijn kind, een fijn beetje". Waarop Thierens uitriep: “Gij zijt de moordenaar!” M. de B. had daarop geantwoord: “Ze zijn te stom om mij te vangen”.
De politie wilde deze De Bock graag spreken. Maar is hij ooit uitgeleverd door Argentinië, of per verstek veroordeeld door het assisenhof, wat de krant nog als optie zag?
Voor zover ik heb kunnen nagaan niet, en zo is er niemand veroordeeld voor de moord op Joske Danys. De berichtgeving over de moord stopt in februari 1896.
Het gezin Danys was in oktober 1885 vanuit Hamme verhuisd naar Merksem. Van vader Danys weet ik dat hij ‘zeeldraaier’ was (= touwslager, iemand die van garens touwen maakt). Ik vond op geneaknowhow.net een ‘Kiezerslijst Merksem 1894-1895’. Daar staat een ‘Désiré Danys, zeeldraaier’, op. Helaas zonder woonadres, hij was ‘vertrokken naar Antwerpen’.
In het FelixArchief van Antwerpen vind ik in de databank doodsoorzaken ‘Desiderius Danys’, geboren in Hamme, (datum onbekend), overleden in Antwerpen in 1925, 83 jaar oud. Dat zou hem kunnen zijn: hij werd geboren in Hamme.
Ook vind ik Joske in deze databank, als ‘Josepha Maria Danys’, 12 jaar, geboren in Hamme, overleden op 28 februari 1886 (de zondag waarop ze gevonden werd). Doodsoorzaak: ‘mort pas strangulation, suicide’, (dat laatste klopt natuurlijk niet).
Joske vertrok naar het Falconplein. Haar tante had het druk met de verhuizing, en een van haar kinderen was ziek, waardoor zij niet meer aan haar nichtje had gedacht. Om drie uur vroeg zij aan de knecht waar het meisje gebleven was. Volgens hem was Joske om half twaalf van het Falconplein vertrokken. Haar tante nam aan dat het meisje terug was gelopen naar haar ouders in Merksem. Totdat zondagochtend plotseling Joske’s vader op de stoep stond, met de vraag of zijn dochter nog steeds bij het echtpaar Anthonissen was. Er brak grote paniek uit, en de familie schakelde de politie in.
Een kindermeisje had Joske zaterdagochtend om twaalf uur nog gezien bij de ‘Tramway Maritime’ aan de Oudeleeuwenrui, vlakbij het Falconplein. Zij was alleen.
Zondagmiddag om 16.30 waren een paar schipperskinderen aan de Houtdok-Zuidkaai op een stapel planken aan het spelen. Onder de planken vonden zij het lichaam van een meisje. Het was Joske. Zij was gewurgd. Naast haar lag een touw. Zij was ook misbruikt, zou later uit de autopsie blijken.
Vals beschuldigd
In maart werd de oom van het meisje beschuldigd van de moord in een anonieme brief. Slager Anthonissen schreef daarop een brief aan de onderzoeksrechter, die op 11 maart 1886 in de krant stond. ‘Een naamloze brief is altijd het werk van een lafaard’, schreef Anthonissen. Hij vertelde dat het gezin een zware tijd achter de rug had. Acht dagen na de dood van hun nichtje overleed hun eigen kind. Zowel zijn vrouw als hijzelf kregen typhus, en bezweken daar bijna aan. ‘Onze handel ging ten onder aan deze besmettelijke ziekte’.
Het zat het gezin sowieso niet mee. In april werd via het waaierraam boven de deur ingebroken aan het Falconplein. Er werden juwelen, pandbriefjes en geld gestolen, en zelfs een koeientong.
Niet alleen de oom van Joske werd vals beschuldigd. Een achtjarig meisje vertelde in maart 1886 aan een vriendinnetje dat haar oom de dader was, zij had hem met Joske gezien en hij had bloed aan zijn handen en kleren. De oom kon bewijzen dat hij op de dag van de moord nog in Amerika was. Hij was net met een boot van de Red Star Line in Antwerpen aangekomen.
De huisknecht van slager Anthonissen (een jongen van een jaar of 17 à 18), viel algauw af als verdachte. Zijn kleding en kamer werden onderzocht en ‘alles werd volkomen in regel bevonden’
De Duitser
Dan was er de Duitser. De 31-jarige J.B., een hofmeester uit Bremershaven, ‘een grote, sterke, knappe man, met een baard, netjes gekleed, met gouden ringen aan de vingers’, getrouwd maar zonder kinderen, had drie maanden als loper gewerkt voor slager Anthonissen, en daarna na een jaar (tot begin mei 1886) voor diens broer aan het Van Schoonbekeplein.
In mei 1886 lokte B. de zesjarige Jane Tom uit Cardiff, die woonde op een stoomboot aan het Kempische Dok-Oostkaai in Antwerpen, mee naar zijn kamer aan de Nassaustraat, (dezelfde straat als waar slager Anthonissen woonde). Hij misbruikte het meisje en bracht haar terug. Het arme kind durfde er thuis niks over te zeggen, maar haar ouders merkte dat er iets mis was en vroegen door, en toen kwam het hoge woord eruit.
Zou het kunnen dat J.B. ook Joske had meegelokt? Volgens de politie was Joske een schuchter, wat bangig kind. Zij zou niet snel met een vreemde mee zijn gegaan, maar misschien wel met J.B., die zij kende.
Toch werd ‘de Duitser’ (ook wel ‘de Pruis’) niet vervolgd voor de moord op Joske. De geruchten over hem waren ‘overdreven en ongegrond’ volgens de krant. Waarom dat zo was, staat er helaas niet. Ook over de rechtszaak tegen J.B. naar aanleiding van de verkrachting van Jane Tom vind ik niks terug in de kranten.
De emigrant
Bijna tien jaar later kwam er een nieuwe moordverdachte in beeld. In december 1895 stapte de moeder van Herbert Thierens naar de politie met het volgende verhaal. Haar 38-jarige zoon vertrok in 1888 naar Buenos Aires waar hij aan de slag ging als schrijnwerker en muzikant. Hij maakte kennis met ene ‘M. d. B.’, die zich ‘Van der Walle’ noemde, en ook wel ‘Stas’, ‘Van de Wee’ of ‘Van Dam’. Deze man, mager, met lichtbruin haar, 30 à 32 jaar oud, was in Antwerpen schippersknecht geweest. Hij begon tegen Thierens over "het kind dat achter de houtstapel dood gevonden was, zo’n lief, fijn kind, een fijn beetje". Waarop Thierens uitriep: “Gij zijt de moordenaar!” M. de B. had daarop geantwoord: “Ze zijn te stom om mij te vangen”.
De politie wilde deze De Bock graag spreken. Maar is hij ooit uitgeleverd door Argentinië, of per verstek veroordeeld door het assisenhof, wat de krant nog als optie zag?
Voor zover ik heb kunnen nagaan niet, en zo is er niemand veroordeeld voor de moord op Joske Danys. De berichtgeving over de moord stopt in februari 1896.
Achtergrondinformatie
Familie DanysHet gezin Danys was in oktober 1885 vanuit Hamme verhuisd naar Merksem. Van vader Danys weet ik dat hij ‘zeeldraaier’ was (= touwslager, iemand die van garens touwen maakt). Ik vond op geneaknowhow.net een ‘Kiezerslijst Merksem 1894-1895’. Daar staat een ‘Désiré Danys, zeeldraaier’, op. Helaas zonder woonadres, hij was ‘vertrokken naar Antwerpen’.
In het FelixArchief van Antwerpen vind ik in de databank doodsoorzaken ‘Desiderius Danys’, geboren in Hamme, (datum onbekend), overleden in Antwerpen in 1925, 83 jaar oud. Dat zou hem kunnen zijn: hij werd geboren in Hamme.
Ook vind ik Joske in deze databank, als ‘Josepha Maria Danys’, 12 jaar, geboren in Hamme, overleden op 28 februari 1886 (de zondag waarop ze gevonden werd). Doodsoorzaak: ‘mort pas strangulation, suicide’, (dat laatste klopt natuurlijk niet).
Familie Ant(h)onissen
Maar hoe heette de moeder van Joske? Volgens de kranten was Joske’s tante, de vrouw van slager Anthonissen, een zus van haar moeder. De voorletter van slager Anthonissen is een ‘J’, weet ik uit zijn brief in de krant.
Ander aanknopingspunt uit die brief: het echtpaar Anthonissen verloor een kind, acht dagen na de moord op hun nichtje. In de databank doodsoorzaken van het Felix archief Antwerpen vind ik Ludovicus Josepha Antonissen, die op 6 maart 1886 overleed aan ‘convulsions’ (stuiptrekkingen). Mogelijk had hij typhus, net als zijn ouders (zie brief). Zijn dood werd op 8 maart aangegeven, 8 dagen na de vondst van Joske’s lijk.
Via ‘Open Archieven’ vind ik meer informatie. Ludovicus werd geboren op 31 augustus 1885. Vader: Joannes Franciscus Antonissen (zonder -h). Moeder: Maria Leontina van Geeteruyen. Volgens ‘myheritage’ had Maria (op deze site overigens ‘Maria Christina’) negen broers en zussen. Onder hen: Rosalia Danys. Zij overleed volgens het Felix archief Antwerpen in 1928, 77 jaar oud. Was toen weduwe, en dat zou kloppen met de gegevens over Desiderius Danys, hij overleed in 1925.
Verdachten
Over de Duitser ‘J.B.’ heb ik te weinig informatie, dat is zoeken naar een speld in een hooiberg. Een ‘M. De Bock’ vind ik nergens terug.
Maar hoe heette de moeder van Joske? Volgens de kranten was Joske’s tante, de vrouw van slager Anthonissen, een zus van haar moeder. De voorletter van slager Anthonissen is een ‘J’, weet ik uit zijn brief in de krant.
Ander aanknopingspunt uit die brief: het echtpaar Anthonissen verloor een kind, acht dagen na de moord op hun nichtje. In de databank doodsoorzaken van het Felix archief Antwerpen vind ik Ludovicus Josepha Antonissen, die op 6 maart 1886 overleed aan ‘convulsions’ (stuiptrekkingen). Mogelijk had hij typhus, net als zijn ouders (zie brief). Zijn dood werd op 8 maart aangegeven, 8 dagen na de vondst van Joske’s lijk.
Via ‘Open Archieven’ vind ik meer informatie. Ludovicus werd geboren op 31 augustus 1885. Vader: Joannes Franciscus Antonissen (zonder -h). Moeder: Maria Leontina van Geeteruyen. Volgens ‘myheritage’ had Maria (op deze site overigens ‘Maria Christina’) negen broers en zussen. Onder hen: Rosalia Danys. Zij overleed volgens het Felix archief Antwerpen in 1928, 77 jaar oud. Was toen weduwe, en dat zou kloppen met de gegevens over Desiderius Danys, hij overleed in 1925.
Verdachten
Over de Duitser ‘J.B.’ heb ik te weinig informatie, dat is zoeken naar een speld in een hooiberg. Een ‘M. De Bock’ vind ik nergens terug.
Bronnen
- Agatha Online zoekomgeving Rijksarchief België
- Beeldbank Kortrijk Bevat o.a. historische kranten
- De Belgische emigratie naar Argentinië 1888-1889 Auteur: L. Vloeberghs. IN: Brood en Rozen, 2016, Nr. 3, p. 5-35
- Delpher Historische kranten, tijdschriftartikelen en boeken
- Felix Archief Stadsarchief Antwerpen
- Kempens Erfgoed Historische krantenartikelen
- Open Archieven De genealogische gegevens van Nederlandse en Belgische archieven en verenigingen
- Touwslager Wikipedia-pagina
Reacties