De bejaarde zussen Koosje Bekkers en Aagje Stokman werden in 1892 bruut vermoord in hun huisje aan de Raamsingel 10 in Haarlem. Een roofmoord zonder buit.
Het was 28 februari 1892. ’s Avonds rond acht uur zag een voorbijganger rook opstijgen uit het huisje op Raamsingel 10, en sloeg alarm. Omwonenden braken de achterdeur open. Het vuur was snel onder controle, alleen het beddengoed stond in brand.Toen de dichte rook opgetrokken was, openbaarde zich een afschuwelijk tafereel. De 83-jarige weduwe Koosje Bekkers lag op de grond, haar kleren opengescheurd, haar borst ontbloot. Zij was net zo lang met een voorwerp op haar hoofd geslagen tot zij dood was. Haar borst en handen waren geschroeid, aan haar vinger zat nog een vingerhoed.
Haar 82-jarige zus, weduwe Aagje Stokman, zat op haar stoel, een naaiwerkje op schoot. Zij was gedood met bijslagen op het hoofd en een messteek onder de kin, die uitkwam bij het oog.
Overal lagen veren van het opengesneden matras, stoelzittingen waren kapot en kastlades overhoop gehaald. De dader was duidelijk op zoek geweest naar geld en andere kostbaarheden, en had zijn daden willen maskeren door brand te stichten.
Hoe hij het huis in en uit kwam, is niet bekend. Niet via de deuren in ieder geval: de voordeur zat op de ketting, de achterdeur op de grendel. Via het dak? Er waren wat dakpannen verschoven. Misschien was hij eerder die dag via de regenton op het dak geklommen, en had hij op zolder zitten wachten. Of was hij via een raam gekomen, vóór de werkster vertrokken was. (Zij had toen zij wegging om half acht, alle luiken gesloten.)
Bedelaars
Getuigen van het misdrijf waren er niet. Niemand had gegil of geschreeuw gehoord. Twee militairen hadden die avond rond acht uur in de buurt van de Raamsingel wel twee mannen gezien die iets in het water gooiden, maar zij konden geen signalement gegeven. Er werd gedregd maar niks gevonden.
Het is niet waarschijnlijk dat de dader uit de kring van bekenden van de weduwen kwam, zij wisten dat er niks te halen viel. Koosje Bekkers had weliswaar een kapitaaltje, maar dat werd beheerd door een familielid in Den Haag. Zij ontving regelmatig een rentebedrag, onlangs nog vijftig gulden waarvan zij al tien gulden had uitgegeven.
Aan de deur kwamen alleen winkeliers en ‘modistes’, meisjes die lapjes brachten voor de lappendekens die de dames naaiden. De politie verhoorde onder meer de heer Lindeman, kleermaker in de Gierstraat, de werkster, mevrouw Oxener, en familieleden: twee schoonzonen van de weduwe Stokman, plus zoon Barend. De politie dacht dat er mogelijk een link was tussen hem en de dader. Barend was voddenman en verbleef regelmatig in ‘bedelaarhotels’. Misschien wisten andere bedelaars dat hij een vermogende tante had?
Overal lagen veren van het opengesneden matras, stoelzittingen waren kapot en kastlades overhoop gehaald. De dader was duidelijk op zoek geweest naar geld en andere kostbaarheden, en had zijn daden willen maskeren door brand te stichten.
Hoe hij het huis in en uit kwam, is niet bekend. Niet via de deuren in ieder geval: de voordeur zat op de ketting, de achterdeur op de grendel. Via het dak? Er waren wat dakpannen verschoven. Misschien was hij eerder die dag via de regenton op het dak geklommen, en had hij op zolder zitten wachten. Of was hij via een raam gekomen, vóór de werkster vertrokken was. (Zij had toen zij wegging om half acht, alle luiken gesloten.)
Bedelaars
Getuigen van het misdrijf waren er niet. Niemand had gegil of geschreeuw gehoord. Twee militairen hadden die avond rond acht uur in de buurt van de Raamsingel wel twee mannen gezien die iets in het water gooiden, maar zij konden geen signalement gegeven. Er werd gedregd maar niks gevonden.
Het is niet waarschijnlijk dat de dader uit de kring van bekenden van de weduwen kwam, zij wisten dat er niks te halen viel. Koosje Bekkers had weliswaar een kapitaaltje, maar dat werd beheerd door een familielid in Den Haag. Zij ontving regelmatig een rentebedrag, onlangs nog vijftig gulden waarvan zij al tien gulden had uitgegeven.
Aan de deur kwamen alleen winkeliers en ‘modistes’, meisjes die lapjes brachten voor de lappendekens die de dames naaiden. De politie verhoorde onder meer de heer Lindeman, kleermaker in de Gierstraat, de werkster, mevrouw Oxener, en familieleden: twee schoonzonen van de weduwe Stokman, plus zoon Barend. De politie dacht dat er mogelijk een link was tussen hem en de dader. Barend was voddenman en verbleef regelmatig in ‘bedelaarhotels’. Misschien wisten andere bedelaars dat hij een vermogende tante had?
Twee bedelaars uit Amsterdam werden opgepakt, maar weer vrijgelaten. Net als een inbreker uit Haarlem die werd opgepakt met kostbaarheden waar bloed aan zat. Het bleek zijn eigen bloed, hij had bij een andere inbraak een ruit ingeslagen.
Frans Rosier
In 1895, drie jaar na de moord, dook er nog een merkwaardig verhaal op in de kranten over ene Leenhart Geel, een gevangene in Rotterdam. Onder het raam van zijn cel aan de binnenplaats van de gevangenis lagen briefjes met daderkennis over de moord, bestemd voor Frans Rosier, een beruchte Haarlemse crimineel. Het leek alsof Leenhart en Frans de moorden samen gepleegd hadden. De politie was van mening dat iemand Leenhart Geel er in wilde luizen. Wie, dat is nooit duidelijk geworden.
Zou Frans Rosier, of wel ‘Haarlemsche Frans’, bij de moord betrokken kunnen zijn? Dat kon niet bewezen worden. (Tien jaar later werd Frans verdacht van de moord op juffrouw TripTrap in een huis aan het Raamvest aan de overkant van de Raamsingel, maar ook daar ontbraken bewijzen.)
Erfenis
Weduwe Bekkers liet geen kinderen na. Haar kapitaal, ruim drieëneenhalve ton, bestond vooral uit effecten. Het werd verdeeld over een hele reeks neven en nichten. Degene die haar kapitaal beheerde, Frederik van der Plas, (zoon van haar overleden zus Maria), erfde een kwart (zo’n 92.000 euro), Barend Stokman, de voddenman, (zoon van haar overleden zus Agatha), een vierentwintigste deel (zo’n 16.000 euro).
Raamsingel 10 kreeg algauw nieuwe bewoners. In 1902 werd het huisje gesloopt.
De moord is helaas nooit onopgelost.
Achtergrondinformatie
Weduwe Jacoba (‘Koosje’) Bekkers (1808-1892)
Jakoba van der Wensch was weduwe van Nicolaas Bekkers (overleden in 1885, 74 jaar oud).
Zij trouwden in 1840 in Haarlem en kregen in 1841 een zoontje, Willem, dat een maand na zijn geboorte overleed. Er kwamen geen kinderen meer bij. Toen Nicolaas overleed, woonde het echtpaar al aan de Raamsingel 10. Volgens de kranten een klein huisje, ‘onaanzienlijk en vervallen’, de kamer was vier bij drie, en het had verder alleen een zolder. Een paar jaar eerder was er ook al eens ingebroken, toen er niemand thuis was. Er werd niets vermist.
Hoe kwam Nicolaas Bekkers aan zijn vermogen? Daar heb ik geen antwoord op kunnen vinden. In 1847 maakte Jakoba haar testament op, en benoemde Nicolaas tot erfgenaam. Uit dat testament bleek dat hij aardwerker was, (= arbeider die grondwerk verricht). Daar werd je niet rijk van.
Wat ik me ook afvraag: als zij toch vrij kapitaalkrachtig waren, waarom woonde het echtpaar Bekkers dan in zo’n onooglijk huisje?
Weduwe Agatha (‘Aagje’) Stokman (1811-1892)
Agatha van der Wensch was weduwe van Petrus (‘Pieter’) Stokman, arbeider (overleden in 1884, 76 jaar oud). Zij hadden vier kinderen. (Wel meer, maar een aantal was al overleden.)
Haar zoon, Bernard (‘Barend’) Stokman (1833-1912)
Oudste zoon Barend was voddenman. Hij bracht zijn moeder en tante lapjes, waar zij lappendekens van maakten. Vanwege zijn misvormde uiterlijk werd hij gepest door de plaatselijke jeugd. Hij had geen neus, wat hem ironisch genoeg de bijnaam ‘De Neus’ opleverde.
(Voorbeeld van zo’n pesterij: in maart 1899 gooiden werklui een bak met kalk over Barend heen toen hij langs een perceel in aanbouw liep op de Oude Groenmarkt. De pestkoppen werden ontslagen.)
In 1895, drie jaar na de moord, dook er nog een merkwaardig verhaal op in de kranten over ene Leenhart Geel, een gevangene in Rotterdam. Onder het raam van zijn cel aan de binnenplaats van de gevangenis lagen briefjes met daderkennis over de moord, bestemd voor Frans Rosier, een beruchte Haarlemse crimineel. Het leek alsof Leenhart en Frans de moorden samen gepleegd hadden. De politie was van mening dat iemand Leenhart Geel er in wilde luizen. Wie, dat is nooit duidelijk geworden.
Zou Frans Rosier, of wel ‘Haarlemsche Frans’, bij de moord betrokken kunnen zijn? Dat kon niet bewezen worden. (Tien jaar later werd Frans verdacht van de moord op juffrouw TripTrap in een huis aan het Raamvest aan de overkant van de Raamsingel, maar ook daar ontbraken bewijzen.)
Erfenis
Weduwe Bekkers liet geen kinderen na. Haar kapitaal, ruim drieëneenhalve ton, bestond vooral uit effecten. Het werd verdeeld over een hele reeks neven en nichten. Degene die haar kapitaal beheerde, Frederik van der Plas, (zoon van haar overleden zus Maria), erfde een kwart (zo’n 92.000 euro), Barend Stokman, de voddenman, (zoon van haar overleden zus Agatha), een vierentwintigste deel (zo’n 16.000 euro).
Raamsingel 10 kreeg algauw nieuwe bewoners. In 1902 werd het huisje gesloopt.
De moord is helaas nooit onopgelost.
Achtergrondinformatie
Weduwe Jacoba (‘Koosje’) Bekkers (1808-1892)
Jakoba van der Wensch was weduwe van Nicolaas Bekkers (overleden in 1885, 74 jaar oud).
Zij trouwden in 1840 in Haarlem en kregen in 1841 een zoontje, Willem, dat een maand na zijn geboorte overleed. Er kwamen geen kinderen meer bij. Toen Nicolaas overleed, woonde het echtpaar al aan de Raamsingel 10. Volgens de kranten een klein huisje, ‘onaanzienlijk en vervallen’, de kamer was vier bij drie, en het had verder alleen een zolder. Een paar jaar eerder was er ook al eens ingebroken, toen er niemand thuis was. Er werd niets vermist.
Hoe kwam Nicolaas Bekkers aan zijn vermogen? Daar heb ik geen antwoord op kunnen vinden. In 1847 maakte Jakoba haar testament op, en benoemde Nicolaas tot erfgenaam. Uit dat testament bleek dat hij aardwerker was, (= arbeider die grondwerk verricht). Daar werd je niet rijk van.
Wat ik me ook afvraag: als zij toch vrij kapitaalkrachtig waren, waarom woonde het echtpaar Bekkers dan in zo’n onooglijk huisje?
Weduwe Agatha (‘Aagje’) Stokman (1811-1892)
Agatha van der Wensch was weduwe van Petrus (‘Pieter’) Stokman, arbeider (overleden in 1884, 76 jaar oud). Zij hadden vier kinderen. (Wel meer, maar een aantal was al overleden.)
Haar zoon, Bernard (‘Barend’) Stokman (1833-1912)
Oudste zoon Barend was voddenman. Hij bracht zijn moeder en tante lapjes, waar zij lappendekens van maakten. Vanwege zijn misvormde uiterlijk werd hij gepest door de plaatselijke jeugd. Hij had geen neus, wat hem ironisch genoeg de bijnaam ‘De Neus’ opleverde.
(Voorbeeld van zo’n pesterij: in maart 1899 gooiden werklui een bak met kalk over Barend heen toen hij langs een perceel in aanbouw liep op de Oude Groenmarkt. De pestkoppen werden ontslagen.)
Barend werd meerdere keren opgepakt voor mishandeling. In 1886 bijvoorbeeld had hij straf gekregen omdat hij de directeur van het stedelijk armenhuis, de heer Vermeulen, beledigd had. Dit pikte Barend niet. Hij sneed de directeur met een mes in zijn gezicht en stak hem in zijn hals.
De werkster, Elisabeth Oxener
Elisabeth van Kessel, 51 jaar oud, was getrouwd met Wilhelmus Jacobus Oxener, wever. Zij woonden met hun gezin aan de Lange Raamstraat 19c.
NB In de kranten dook het verhaal op dat haar schoonzus, Alida Seders, na de moord een knipje met 32,50 aan zilvergeld en kruidenierswaren van de weduwen achterover had gedrukt. Dit verhaal klopt niet, want Alida overleed in 1890, twee jaar vóór de moord.
Bronnen
De werkster, Elisabeth Oxener
Elisabeth van Kessel, 51 jaar oud, was getrouwd met Wilhelmus Jacobus Oxener, wever. Zij woonden met hun gezin aan de Lange Raamstraat 19c.
NB In de kranten dook het verhaal op dat haar schoonzus, Alida Seders, na de moord een knipje met 32,50 aan zilvergeld en kruidenierswaren van de weduwen achterover had gedrukt. Dit verhaal klopt niet, want Alida overleed in 1890, twee jaar vóór de moord.
Bronnen
- Noord-Hollands Archief (zie o.a. Transscripties)
- Delpher Historische kranten, boeken en tijdschiften
- CBG Centrum voor familiegeschiedenis
- Open archieven Genealogische gegevens van Nederlandse en Belgische archieven en verenigingen
- WieWasWie Het Nederlandse online platform voor familiegeschiedenis van het CBG
- Prijzen toen en nu (CBS)
Reacties