Isfahan, de Perzische edelman, de tuinman en de Dood. Het gedicht schiet mij te binnen bij het graf van mijn overgrootmoeder, wier opa uit Isfahan kwam, het vroegere Perzië.
Galestan hertrouwde. Uit zijn eerste twee relaties had hij al vijftien kinderen, en er kwamen er nog vier bij. De meeste van zijn kinderen waren meisjes, en elk gezin had een Anna.
De Anna die hij met mijn betbetovergrootmoeder Martha kreeg, overleed als baby, net als een andere dochter uit het gezin, Maria. Mijn betovergrootmoeder Diana was het zevende kind. Ook zij trouwde jong, nog net geen negentien was ze. Met haar Nederlandse man Gerrit Kuneman kreeg zij acht kinderen. Vijf dochters, onder wie mijn overgrootmoeder Sophie, en drie zonen. Drie kinderen stierven jong, van de jongens bleef alleen Julius over.
Ook de tuinman van de Perzische edelman ontkomt niet aan de dood. 'Waarom heb je mijn tuinman gedreigd?' vraagt de edelman aan de Dood die hij tegenkomt in het cederpark. Deze antwoordt dat het geen dreiging was: 'Ik was verrast, toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan, die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan'. Zie het gedicht van P.N. van Eyck, ontleend aan een Perzische legende.
Armeniërs uit Perzië (nu Iran) gingen via Brits-Indië naar de Maleise archipel om handel te drijven. Op de website van de Indische Genealogische Vereniging wordt de geschiedenis van de Armeniers in Nederlands-Indië uitgebreid beschreven.
Kindbruid
Kindbruid
Een van hen was mijn 'betbet'overgrootvader Galestan Martherus, (volgens een andere genealogische bron behalve koopman ook scheepsgezagvoerder en administrateur). Hij toog samen met zijn twintig jaar jongere tweede vrouw Martha Johan naar Soerabaya. Een dubieus huwelijk, want Martha was zelf nog een kind toen ze beviel van haar eerste baby: hooguit veertien, en misschien zelfs pas dertien jaar. Er zouden nog tien kinderen volgen, zo'n beetje ieder jaar één tot Martha op haar achtentwintigste overleed. De geschiedenis vermeldt niet of ze in het kraambed stierf, maar het zou me niet verbazen.
Galestan hertrouwde. Uit zijn eerste twee relaties had hij al vijftien kinderen, en er kwamen er nog vier bij. De meeste van zijn kinderen waren meisjes, en elk gezin had een Anna.
De Anna die hij met mijn betbetovergrootmoeder Martha kreeg, overleed als baby, net als een andere dochter uit het gezin, Maria. Mijn betovergrootmoeder Diana was het zevende kind. Ook zij trouwde jong, nog net geen negentien was ze. Met haar Nederlandse man Gerrit Kuneman kreeg zij acht kinderen. Vijf dochters, onder wie mijn overgrootmoeder Sophie, en drie zonen. Drie kinderen stierven jong, van de jongens bleef alleen Julius over.
Tuinman
Julius werd 82, en mijn overgrootmoeder werd het alleroudst: 98 jaar. 'Kind, het is zo voorbij', zei ze tegen mijn moeder over die eerbiedwaardige tijdspanne van bijna een eeuw. Ik heb haar niet meer meegemaakt, ze stierf een paar maanden voor ik werd geboren.
Ook de tuinman van de Perzische edelman ontkomt niet aan de dood. 'Waarom heb je mijn tuinman gedreigd?' vraagt de edelman aan de Dood die hij tegenkomt in het cederpark. Deze antwoordt dat het geen dreiging was: 'Ik was verrast, toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan, die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan'. Zie het gedicht van P.N. van Eyck, ontleend aan een Perzische legende.
Reacties