Doorgaan naar hoofdcontent

De moordenaar kwam per vigilante

De familie Bogaardt had een fortuin opgebouwd in Nederlands-Indië. In 1880 woonde het gezin (twee dochters en een zoon), aan het deftige Plein 1813 in Den Haag. 

De 13-jarige Marius zat op een particulier onderwijsinstituut aan de Koninginnegracht. Op een septembermiddag stond er een heer met een huurkoets voor de school. Hij zei dat de vader van Marius hem gevraagd had om de jongen af te halen. De dienstmeid ving iets op over Indië.

Toen Marius om 17.00 nog niet thuis was, sloegen zijn ouders alarm. Diezelfde avond ontvingen zij een brief waarin losgeld werd geëist: 75.000 gulden. Volgens de afperser kende hij het gezin uit Indië en haatte hij de vrouw des huizes, Marie Bogaardt. Hij had Marius zonder eten en drinken in een kelder opgesloten. 

Opsporingsbericht

Huurkoetsier Leendert Looyenstein was snel gevonden. Hij had Marius en zijn ontvoerder afgezet achter Zorgvliet, vanwaar zij de duinen in waren gelopen. Die nacht werd er met man en macht naar de jongen gezocht. Zonder resultaat.

De volgende dag verspreidde de politie een opsporingsbericht. Marius was een kleine, magere jongen met donkere ogen en donkerblond haar, zijn ontvoerder een bleke, tengere man van gemiddelde lengte van ongeveer 25 jaar. Hij droeg een donkerbruine jas en broek, een laag zwart hoedje en een bruine stok.

Die ochtend vonden rijksveldwachters in het hoge helmgras achter Houtrust bij Dekkersduin, (volgens deze bron is dat nu het voetpad op het beboste middengedeelte van het Nachtegaalplein, het zgn. 'moordenaarslaantje'), het lijk van Marius. Hij lag op zijn rug, met gebonden handen en voeten, en was met meerdere messteken om het leven gebracht.

Facsimile

De moordenaar kwam het losgeld niet ophalen. Er werd een facsimile verspreid van de afpersingsbrief. Sergeant Musquetier herkende het handschrift van zijn 24-jarige vriend en oud-legerkameraad Willem Marianus de Jongh. Hij zocht hem thuis op en begon terloops over de moord. De lichaamstaal van zijn vriend sprak boekdelen vond Musquetier, en hij gaf hem aan bij de politie.

De Jongh bekende. Hebzucht, en niet wraak was zijn motief. Toen hij Marius mee de duinen in had genomen en vast wilde binden, bleef de jongen maar roepen dat hij wist wie De Jongh was, omdat hij hem vaak in het Willemspark had gezien, op de route naar zijn school. De Jongh stak hem dood. Om 18.00 postte hij de afpersingsbrief op de hoek Parkstraat / Kneuterdijk. Het moordwapen, zijn degenstok, gooide hij in het water langs de Benoordenhoutseweg. 

De Jongh kreeg een gevangenisstraf van 25 jaar. In 1901 deed hij een revisieverzoek. Tevergeefs. In 1919 pleegde hij zelfmoord. Sergeant Musquetier pleegde in 1887 zelfmoord, naar verluidt omdat vrienden hem verweten dat hij De Jongh verraden had.

NB
De conservator van het Multatulimuseum in Amsterdam, Henri Ett, ploos de moord in 1951 grondig uit in zijn boek 'Holland in rep en roer'. Aanleiding: Multatuli verdacht destijds zijn eigen zoon Edu van de moord. Ett kwam tot de conclusie dat De Jongh mogelijk een handlanger had: Gerrit Kets, de ex van zijn zus. Zij was zwanger van hem geraakt en had de zwangerschap met hulp van haar broer laten afbreken. De Jongh zou de schuld voor de moord op zich hebben genomen om te voorkomen dat Kets zijn zus te schande zou maken. Het zou Kets zijn geweest die de losgeldbrief aan De Jongh had gedicteerd en de moord had gepleegd.



Reacties

Populaire posts van deze blog